Over box 3 is al een hele lang tijd veel te doen en gesteggel. Voor de periode van 2023 tot en met 2025 is er door het kabinet overbruggingswetgeving box 3 gepresenteerd. Het Belastingplan 2023 bevat momenteel nog geen concrete voorstellen voor de periode 2026 en verder. Wat houdt het wetsvoorstel overbruggingswet box 3 in?
Overbruggingswet box 3 (2023 tot en met 2025)
Bij de Overbruggingswet box 3 wordt net als bij de oude box-3 regeling gewerkt met zogenaamde forfaitaire rendementen. De Belastingdienst doet in feite een aanname over het rendement dat u behaalt. Het gaat hierbij om een fictief rendement voor spaargeld, schulden en overige bezittingen. Onder overige bezittingen zijn alle vormen van beleggingen verdeeld. Van aandelen, crypto, forex, tot het investeringen in vastgoed.
Een groot verschil met de oude regeling voor box 3 is dat er niet automatisch een verdeling tussen sparen en beleggen van toepassing is die afhankelijk is van de omvang van uw vermogen. Een procentuele verdeling ongeacht de werkelijke samenstelling.
Na inwerking treding van de overbruggingswetgeving wordt het vermogen in drie categorieën onderverdeeld en het uitgangspunt voor de heffing in box 3 op basis van de werkelijke omvang van deze categorie. Hierbij wordt er niet gekeken naar het rendement dat u daadwerkelijk heeft gerealiseerd. Om praktische redenen, worden bij de forfaitaire spaarvariant toch weer een bepaalde veronderstelling (forfaits) gebruikt voor zowel de inkomsten als gemaakte kosten op financieringen in box 3:
- voor spaargeld (inclusief spaardeposito’s) wordt uitgegaan van een actuele spaarrente (gebaseerd op het gemiddelde rente op kortlopende deposito’s),
- voor beleggingen blijft de oude systematiek van meerjarig gemiddeld rendement en
- voor de rente op schulden wordt uitgegaan van de hypotheekrente (het gemiddelde maandelijkse percentage van bepaalde hypotheken).
Hoe wordt de overbruggingswet box 3 belasting berekend?
Stel, u heeft op 1 januari 2023 de volgende bezittingen en schulden:
- Banktegoeden € 110.000
- Beleggingen (hierna: overige bezittingen) € 100.000
- Schulden € 10.000 (na toepassing van de schuldendrempel)
- Hierbij is er aangenomen dat het heffingsvrij vermogen € 57.000 bedraagt.
Het forfaitaire rendement voor overige bezittingen voor 2023 is vastgesteld op 6,17%. Aangezien de forfaitaire rendementen voor banktegoeden en schulden pas aan het einde van een belastingjaar vastgesteld kunnen worden, hanteren wij hierna de percentages van 2021.
Het nieuwe voordeel in box 3 kan worden berekend door de volgende vijf stappen te nemen:
1.Verdeel de bezittingen en schulden in drie vermogenscategorieën naar de stand van het peilmoment (dat is altijd 1 januari).
- Banktegoeden: € 110.000,-
- Beleggingen: € 100.000,-
- Schulden: € 10.000,-
2.Berekenen het rendement in de verschillende vermogenscategorieën
- Waarde categorie 1: € 110.000; rendement: 0,01%; rendement banktegoeden: € 11,-
- Waarde categorie 2: € 100.000; rendement: 6,17%; rendement overige bezittingen: € 6.170,-
- Waarde categorie 3: € 10.000; rendement: 2,46%; rendement schulden: € 246,-
Rendement: € 5.935,-
3.Berekenen het rendementspercentage door het in stap 2 berekende rendement te delen door de rendementsgrondslag (bezittingen minus schulden, oftewel € 110.000,- + € 100.000,- – € 10.000,- = € 200.000,-)
€ 5.935,- / € 200.000,- = 2,9675%
4.Berekenen het nieuwe voordeel uit sparen en beleggen door het in stap 3 berekende rendementspercentage te vermenigvuldigen met de grondslag sparen en beleggen (rendementsgrondslag minus het heffingvrije vermogen, oftewel € 200.000,- – € 57.000,- = € 143.000,-)
2,9675% x € 143.000 = € 4.243,53.
Mocht dit bedrag negatief zijn, wordt het op nihil gesteld.
5.Over dit inkomen bent u in 2023 32% belasting verschuldigd, te weten € 1.357. Dit percentage wordt steeds hoger de komende jaren. Het bedrag zal in 2024 33% en vanaf 2025 34% zijn.
Peildatumarbitrage
Vanwege het feit dat de stand van het vermogen ieder jaar per 1 januari wordt bepaald en het uitgangspunt vormt voor de belastingheffing in box 3, zou een belastingplichtige in de verleiding kunnen komen om voor deze periode beleggingen om te zetten in banktegoeden. Of om kortdurend geld te lenen, aangezien door schulden te maken het vermogen kan worden gedempt. Na de peildatum wordt dan de oude situatie hersteld. Door deze truc rondom het peildatum is een fiscaal voordeel in box 3 te realiseren. Wanneer deze omzettingen aantoonbaar een zakelijk karakter hebben of niet-fiscaal gedreven zijn, hoeft er helemaal niets aan de hand te zijn. Is het wel fiscaal-gedreven en vinden deze omzettingen plaats binnen een periode van drie maanden, dan worden deze omzettingen fiscaal behandeld alsof ze niet hebben bestaan.
Groene beleggingen
Een interessant punt van aandacht is de vrijstelling voor groene beleggingen. Door de nieuwe methode in box 3 is het van belang om de duurzame spaartegoeden en duurzame beleggingen te onderscheiden. De vraag is hoe dan om te gaan met de vrijstelling die voor groene beleggingen van toepassing is. Er is voorgesteld dat deze vrijstelling eerst in mindering mag worden gebracht op de groene beleggingen. Mocht er dan nog een bedrag over blijven, is het mogelijk om dit van de groene spaartegoeden er af te halen. Dat is een mooie geste van de wetgever en duurzaamheid loont..
Vermogensaanwasbelasting (2026 en verder)
Het Kabinet heeft momenteel geen concrete wetsvoorstellen ingediend voor de vermogensaanwasbelasting. Gedachte is dat bij een vermogensaanwasbelasting de drie categorieën en (in basis) de forfaits worden losgelaten. Het werkelijke rendement moet vanaf dan belast worden. Het komt er op neer dat ieder jaar belasting wordt geheven over de werkelijke inkomsten (zoals rente, dividend, huur en pacht) uit uw vermogen. Maar tot dat werkelijke rendement worden ook de (on-)gerealiseerde waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen (waaronder koerswinst of koersverlies over aandelen, waardestijging of waardedaling van vastgoed) gerekend.
Naar verwachting zal deze regeling veel complexer zijn dan de huidige box 3-regeling. De vraag is ook of en hoe dit systeem technisch uitvoerbaar zal zijn voor de Belastingdienst.
Zal het werkelijke rendement worden belast in box 3?
Met de Overbruggingswet box 3 en de ambitie voor een vermogensaanwasbelasting laten wij de forfaits van de vermogensmixen achter ons. Met de Overbruggingswet box 3 hebben wij voor de jaren 2023 tot en met 2025 nog wel met fictieve rendementen te maken. Hoewel de dromen om het werkelijke rendement te gaan belasten vanaf 2026 een interessante gedachte is, is het al lang duidelijk dat dit praktische bezwaren oplevert. Het tijdelijke forfaitaire rendement met betrekking tot vastgoed en de ICT perikelen bij de Belastingdienst laten zien dat de wetgever nog een zeer zware klus heeft.